woensdag 3 december 2008

Onderzoeken door te observeren en te beschrijven

Referentie:

Westphal, Merold, Phenomenology of religion, s.l., s.d., 5 p. (gevonden op Routledge Encyclopedia of Phylosophy)

Plaatskenmerk:

Mijn computer/filosofische bibliotheek

Extract:

By contrast, the phenomenology of religion brackets or temporarily sets aside such questions as to whether we are obliged or permitted or forbidden by the standards of truth and
rationality to hold various religious beliefs. Instead, its point of departure is the fact that religion is an observable phenomenon of human life, and its task is to help us better understand
what religion is by giving descriptive analyses of that aspect of human experience. In this regard it strongly resembles the philosophy of science and the philosophy of art, the tasks of
which are neither to praise nor to bury science and art, but to give us deeper insight into the structures and functions of these widespread human activities. In all three cases, the
observability of the phenomena is no guarantee of agreement when it comes to descriptive analysis.

Commentaar:

Als onderzoeker of waarnemer streef je naar waardevrijheid. In hoeverre dat haalbaar is, zal moeten blijken. Misschien, om een goed idee te krijgen van wat religie is, zou een overzicht van observaties van religies doorheen culturen en periodes van de geschiedenis gemaakt moeten worden. Het zou interessant zijn te zien hoe bijvoorbeeld het jodendom zich heeft ontwikkeld vanaf zijn vroegste wortels tot op heden. Dat lijkt op het eerste gezicht geen erg origineel verhaal te worden, maar een vraag die mij daarbij boeit, is of - en zo ja welke constanten er zijn waar te nemen en dat natuurlijk van vóór het feitelijke ontstaan van het jodendom als zodanig, reeds in de vruchtbaarheidscultussen van vroeg semitische volkeren.

STAP 4: Relevant artikel via bibliografie gezaghebbend boek of artikel (Wynn, Mark, Phenomenology of religion, Stanford Encyclopedia of Religion)


dinsdag 2 december 2008

Wie wil onderzoeken, moet zijn instrumenten kennen

Referentie:

Heidegger, Martin, Zijn en tijd, vertaald en van een nawoord voorzien door Mark Wildschut, Nijmegen: Sun, 1998, 559 p. (Oorspronkelijke titel: Sein und Zeit, Tübingen: Max Niemeyer Verlag, 1927)

Plaatskenmerk:

FILO 19.8 P-HEID 98

Extract:

"De uitdrukking 'fenomenologie' duidt primair op een methode. Zij karakteriseert niet het zaakinhoudelijke 'wat' van de objecten van het filosofisch onderzoek, maar het hoe ervan." (p. 49)

"De benaming 'fenomenologie' drukt een maxime uit dat we aldus kunnen formuleren: 'Naar de zaken zelf!'- tegen alle vrijblijvende constructies, toevallige vondsten, tegen het overnemen van slechts schijnbaar gelegitimeerde begrippen, tegen de schijnvragen die vaak generaties lang als 'problemen' de boventoon voeren." (p. 50)

Commentaar:

Elders op deze blog heb ik de uitdrukking 'dat wat zich toont' gebruikt, die ik ontleen aan Heidegger. Het is mij niet bekend of hij de eerste is geweest die de term gebruikte of dat hij hem wellicht heeft overgenomen van Husserl, de grondlegger van de fenomenologische methode aan wie hij "Sein und Zeit" heeft opgedragen.
Ook religie wordt vaak benaderd vanuit "constructies, vondsten, begrippen, schijnvragen en problemen" van de soort die Heidegger in het citaat opsomt. Om "naar de zaak zelf" te gaan, neme men daarom het instrument 'fenomenologie' ter hand waarbij dringend wordt geadviseerd eerst aandachtig de handleiding te lezen.

STAP 4: Relevant boek via bibliografie gezaghebbend boek of artikel. (Ricoeur, Paul, Hermeneutics and the human sciences, Cambridge: Cambridge University Press, 1981, p. 299)

Godservaring: exaltatie of psychose?

Referentie:

Yandell, Keith E., Philosophy of religion. A contemporary introduction. London - New York: Routledge, coll. Routledge contemporary introductions to philosophy, 1999, 406 p.

Plaatskenmerk:

FILO 20 G-YAND 99

Extract:

"Father of all, Master supreme, Power in all the worlds, Who is like thee? Who is beyond thee? I bow before thee. I prostrate before thee, and beg thy grace, O glorious Lord. As a father to his son, as a friend to his friend, as a lover to his lover, be gracious unto me, O God.
In a vision I have seen what no man has seen before; I rejoice in exultation, and yet my heart trembles with fear. Have mercy upon me, Lord of Gods, refuge of the whole universe: show me again thine own human form. I yearn to see thee again with thy crown and scepter and circle. Show thyself to me in thine own four-armed form, thou of arms infinite, Infinite Form.
(Bhagavagita [Song of the blessed Lord] Chapter 11, paragraphs 43-6)" (p. 42)

Commentaar:

Een indrukwekkende tekst, in het boek opgenomen tussen voorbeelden van "first-person reports" van religieuze ervaringen (van 'gewone gelovigen', mijn object van onderzoek) in een hoofdstuk dat "soorten religieuze ervaring" behandelt. De persoon richt zich tot God als tot een reële persoon en tegelijkertijd zijn de woorden ook te verheven om aan een gewoon mens geadresseerd te kunnen zijn.
In een college "psychologische antropologie" noemde een medestudent mensen die in God geloven "psychotisch" omdat zij vast zouden zitten in een "waan", voor deze student vergelijkbaar met een voorbeeld (waarover de prof vertelde) van een psychiatrische patient die er stellig van overtuigd was dat hij dood was.
Is dat zo? Zitten godsgelovigen vast in een waanidee? Als dat zo is, hoe onderscheiden we waanideeën dan van, ja hoe zal ik het noemen, van meer realistische ideeën? Stel dat ik zou geloven in zoiets als 'de menselijkheid', hoeveel realistischer is deze waarde in dat geval dan de godsvoorstelling van de man van het citaat?

STAP 3: Relevant boek via filosofie op internet http://www.routledge-philosophy.com/

maandag 1 december 2008

Magische beesten, mythische mensen

Referentie:

Cassirer, Ernst, Gesammelte Werke - Hamburger Ausgabe. Band 12: Philosophie der symbolischen Formen. Teil II: Das mythische Denken, herausgegeben von Birgit Recki, Hamburg: Felix Meiner Verlag, 2002, 339 p. (oorspronkelijke uitgave: Philosophie der symbolischen Formen. Zweiter Teil: Das mythische Denken, s.l., 1925)

Plaatskenmerk:

FILO 19.8 P-CASS 98:12

Extract:

"Wendet man dies Prinzip der mythischen "Begriffsbildung" auf das Verhältnis von Mensch und Tier an, so eröffnet sich ein Weg, auf dem sich zum Verständnis wenigstens der allgemeinen Grundform des Totemismus, wenn nicht ihrer speziellen Verzweigungen und Abzweigungen, vordringen lässt. Denn ein wesentliches Moment, eine Hauptbedingung der mythische Einheitssetzung, finden wir in diesem Verhältnis von Anfang an erfüllt. Die ursprüngliche Beziehung, die im primitiven Denken zwischen Mensch und Tier gilt, ist keine einseitig praktische, noch eine empirisch-kausale, sondern sie ist eine rein magische Beziehung." (p. 213)

Commentaar:

De titel van dit boek en de titels van de hoofdstukken wekken mijn interesse om het te bestuderen. Er is sprake van een "mythisch bewustzijn", van "de mythe als denkvorm", zelfs van de "mythe als levensvorm", een terminologie die lijkt aan te sluiten bij mijn in een andere steekkaart in deze blog vermelde fait primitif dat mythisch denken een geheel eigen vorm van denken is.

In het citaat en op andere manieren op andere plaatsen in het hoofdstuk waaraan het is ontleend, gaat het over de nauwe band tussen de mens en zijn omgeving, in dit geval de dieren. In de periode dat de mens ontstond als een wezen dat zich bewust is van zijn bewustzijn (Plessner) zou het zo geweest kunnen zijn dat mythische taal adequaat bemiddelde tussen "het tegenover" en de positie daartegenover waarin de mens verzeild was geraakt.

STAP 3: Relevant boek via UA-CATALOGUS