woensdag 3 december 2008

Onderzoeken door te observeren en te beschrijven

Referentie:

Westphal, Merold, Phenomenology of religion, s.l., s.d., 5 p. (gevonden op Routledge Encyclopedia of Phylosophy)

Plaatskenmerk:

Mijn computer/filosofische bibliotheek

Extract:

By contrast, the phenomenology of religion brackets or temporarily sets aside such questions as to whether we are obliged or permitted or forbidden by the standards of truth and
rationality to hold various religious beliefs. Instead, its point of departure is the fact that religion is an observable phenomenon of human life, and its task is to help us better understand
what religion is by giving descriptive analyses of that aspect of human experience. In this regard it strongly resembles the philosophy of science and the philosophy of art, the tasks of
which are neither to praise nor to bury science and art, but to give us deeper insight into the structures and functions of these widespread human activities. In all three cases, the
observability of the phenomena is no guarantee of agreement when it comes to descriptive analysis.

Commentaar:

Als onderzoeker of waarnemer streef je naar waardevrijheid. In hoeverre dat haalbaar is, zal moeten blijken. Misschien, om een goed idee te krijgen van wat religie is, zou een overzicht van observaties van religies doorheen culturen en periodes van de geschiedenis gemaakt moeten worden. Het zou interessant zijn te zien hoe bijvoorbeeld het jodendom zich heeft ontwikkeld vanaf zijn vroegste wortels tot op heden. Dat lijkt op het eerste gezicht geen erg origineel verhaal te worden, maar een vraag die mij daarbij boeit, is of - en zo ja welke constanten er zijn waar te nemen en dat natuurlijk van vóór het feitelijke ontstaan van het jodendom als zodanig, reeds in de vruchtbaarheidscultussen van vroeg semitische volkeren.

STAP 4: Relevant artikel via bibliografie gezaghebbend boek of artikel (Wynn, Mark, Phenomenology of religion, Stanford Encyclopedia of Religion)


dinsdag 2 december 2008

Wie wil onderzoeken, moet zijn instrumenten kennen

Referentie:

Heidegger, Martin, Zijn en tijd, vertaald en van een nawoord voorzien door Mark Wildschut, Nijmegen: Sun, 1998, 559 p. (Oorspronkelijke titel: Sein und Zeit, Tübingen: Max Niemeyer Verlag, 1927)

Plaatskenmerk:

FILO 19.8 P-HEID 98

Extract:

"De uitdrukking 'fenomenologie' duidt primair op een methode. Zij karakteriseert niet het zaakinhoudelijke 'wat' van de objecten van het filosofisch onderzoek, maar het hoe ervan." (p. 49)

"De benaming 'fenomenologie' drukt een maxime uit dat we aldus kunnen formuleren: 'Naar de zaken zelf!'- tegen alle vrijblijvende constructies, toevallige vondsten, tegen het overnemen van slechts schijnbaar gelegitimeerde begrippen, tegen de schijnvragen die vaak generaties lang als 'problemen' de boventoon voeren." (p. 50)

Commentaar:

Elders op deze blog heb ik de uitdrukking 'dat wat zich toont' gebruikt, die ik ontleen aan Heidegger. Het is mij niet bekend of hij de eerste is geweest die de term gebruikte of dat hij hem wellicht heeft overgenomen van Husserl, de grondlegger van de fenomenologische methode aan wie hij "Sein und Zeit" heeft opgedragen.
Ook religie wordt vaak benaderd vanuit "constructies, vondsten, begrippen, schijnvragen en problemen" van de soort die Heidegger in het citaat opsomt. Om "naar de zaak zelf" te gaan, neme men daarom het instrument 'fenomenologie' ter hand waarbij dringend wordt geadviseerd eerst aandachtig de handleiding te lezen.

STAP 4: Relevant boek via bibliografie gezaghebbend boek of artikel. (Ricoeur, Paul, Hermeneutics and the human sciences, Cambridge: Cambridge University Press, 1981, p. 299)

Godservaring: exaltatie of psychose?

Referentie:

Yandell, Keith E., Philosophy of religion. A contemporary introduction. London - New York: Routledge, coll. Routledge contemporary introductions to philosophy, 1999, 406 p.

Plaatskenmerk:

FILO 20 G-YAND 99

Extract:

"Father of all, Master supreme, Power in all the worlds, Who is like thee? Who is beyond thee? I bow before thee. I prostrate before thee, and beg thy grace, O glorious Lord. As a father to his son, as a friend to his friend, as a lover to his lover, be gracious unto me, O God.
In a vision I have seen what no man has seen before; I rejoice in exultation, and yet my heart trembles with fear. Have mercy upon me, Lord of Gods, refuge of the whole universe: show me again thine own human form. I yearn to see thee again with thy crown and scepter and circle. Show thyself to me in thine own four-armed form, thou of arms infinite, Infinite Form.
(Bhagavagita [Song of the blessed Lord] Chapter 11, paragraphs 43-6)" (p. 42)

Commentaar:

Een indrukwekkende tekst, in het boek opgenomen tussen voorbeelden van "first-person reports" van religieuze ervaringen (van 'gewone gelovigen', mijn object van onderzoek) in een hoofdstuk dat "soorten religieuze ervaring" behandelt. De persoon richt zich tot God als tot een reële persoon en tegelijkertijd zijn de woorden ook te verheven om aan een gewoon mens geadresseerd te kunnen zijn.
In een college "psychologische antropologie" noemde een medestudent mensen die in God geloven "psychotisch" omdat zij vast zouden zitten in een "waan", voor deze student vergelijkbaar met een voorbeeld (waarover de prof vertelde) van een psychiatrische patient die er stellig van overtuigd was dat hij dood was.
Is dat zo? Zitten godsgelovigen vast in een waanidee? Als dat zo is, hoe onderscheiden we waanideeën dan van, ja hoe zal ik het noemen, van meer realistische ideeën? Stel dat ik zou geloven in zoiets als 'de menselijkheid', hoeveel realistischer is deze waarde in dat geval dan de godsvoorstelling van de man van het citaat?

STAP 3: Relevant boek via filosofie op internet http://www.routledge-philosophy.com/

maandag 1 december 2008

Magische beesten, mythische mensen

Referentie:

Cassirer, Ernst, Gesammelte Werke - Hamburger Ausgabe. Band 12: Philosophie der symbolischen Formen. Teil II: Das mythische Denken, herausgegeben von Birgit Recki, Hamburg: Felix Meiner Verlag, 2002, 339 p. (oorspronkelijke uitgave: Philosophie der symbolischen Formen. Zweiter Teil: Das mythische Denken, s.l., 1925)

Plaatskenmerk:

FILO 19.8 P-CASS 98:12

Extract:

"Wendet man dies Prinzip der mythischen "Begriffsbildung" auf das Verhältnis von Mensch und Tier an, so eröffnet sich ein Weg, auf dem sich zum Verständnis wenigstens der allgemeinen Grundform des Totemismus, wenn nicht ihrer speziellen Verzweigungen und Abzweigungen, vordringen lässt. Denn ein wesentliches Moment, eine Hauptbedingung der mythische Einheitssetzung, finden wir in diesem Verhältnis von Anfang an erfüllt. Die ursprüngliche Beziehung, die im primitiven Denken zwischen Mensch und Tier gilt, ist keine einseitig praktische, noch eine empirisch-kausale, sondern sie ist eine rein magische Beziehung." (p. 213)

Commentaar:

De titel van dit boek en de titels van de hoofdstukken wekken mijn interesse om het te bestuderen. Er is sprake van een "mythisch bewustzijn", van "de mythe als denkvorm", zelfs van de "mythe als levensvorm", een terminologie die lijkt aan te sluiten bij mijn in een andere steekkaart in deze blog vermelde fait primitif dat mythisch denken een geheel eigen vorm van denken is.

In het citaat en op andere manieren op andere plaatsen in het hoofdstuk waaraan het is ontleend, gaat het over de nauwe band tussen de mens en zijn omgeving, in dit geval de dieren. In de periode dat de mens ontstond als een wezen dat zich bewust is van zijn bewustzijn (Plessner) zou het zo geweest kunnen zijn dat mythische taal adequaat bemiddelde tussen "het tegenover" en de positie daartegenover waarin de mens verzeild was geraakt.

STAP 3: Relevant boek via UA-CATALOGUS

zondag 30 november 2008

Zet je brillen af en zie zo wat te zien is

Referentie:

Schilbrack, Kevin, "Myth and metaphysics", International Journal for Philosophy of Religion 48, (2000) 2, p. 65-80

Plaatskenmerk:

Mijn computer/filosofische bibliotheek

Extract:

"Of course, to say that a given myth makes or implies metaphysical slaims is not to exhaust the meaning of the myth. A single myth can operate with several levels of reference, each having to do with different aspects of reality. William Doty distinguishes four such levels: the psychological, the sociological, the cosmological, and the metaphysical." (p. 72)

Commentaar:

Van Herck legde in het artikel "De taak van de godsdienstfilosofie" uit dat Wittgenstein niet over religie wilde denken vanuit modellen. Met modellen die van buitenaf worden gelegd op religie, loopt men het gevaar te gaan spreken over religie in termen die gelovigen zelf nooit zouden gebruiken.
In het extract hierboven lijkt wel degelijk een vorm van modeldenken te worden gehanteerd. Wat mij aan de vier genoemde levels opvalt, is dat de metafysica wel wordt genoemd, maar dat de fysica kennelijk geen "verwijzingslevel" is. In "Sign and Symbol" van Maritain en Morris, elders op deze blog besproken, is juist "de directe band met het fysieke" object van studie, hetgeen m.i. meer een fenomenologische methode is dan benadering vanuit model, doordat een model een bril is waardoor je ziet wat het model je toestaat in plaats dat je ziet wat zich toont (vanuit het object dat je wenst te bestuderen).

STAP 2: Relevant artikel via PHILOSOPHER’S INDEX

Om het te laten regenen, geeft de magiër de aarde water

Referentie:

Maritain, Jacques - Morris, Mary, "Sign and Symbol", Journal of the Warburg Institute Vol. 1, No. 1 (Jul., 1937), pp. 1-11

Plaatskenmerk:

jstor.org
Mijn computer/filosofische bibliotheek

Extract:

"A sign therefore, not only causes knowledge, it makes existance - it is in itself cause. To make it rain, the magician will water the earth. The theory of mana among the Melanesians (avenda among the Iroquois, wakonda among the Sioux), as a force spread throughout nature in which all things participate in divers degrees, appears to be the result of subsequent reflection on this use of signs." (p. 8)

Commentaar:

Helemaal aan het begin van de ontwikkelinsgang van religie moet het geweest zijn als in bovenstaand citaat, zo stel ik mij voor, toen mensen nog middenin de natuur woonden, toen cultuur nog veel directer en herkenbaarder een herscheppen van natuur was.
In dit citaat lijkt de idee van een kracht die door de hele natuur is verspreid en waar alle dingen deel aan hebben te zijn geëvolueerd uit rituele praktijken, vooral door over het gebruik van tekens na te denken.
Het boeit me om hiernaar onderzoek te doen, want het zou ook andersom gegaan kunnen zijn, namelijk dat er ooit een tijd was waarin mensen nog zo dicht bij de natuur stonden dat zij zich in hogere mate dan in latere stadia één voelden met de natuur en dat ze dat gevoel van één te zijn met de dingen kwijt raakten naarmate ze taliger werden. De rituelen en symbolen zouden dan een rol hebben kunnen spelen in de neutralisering van deze verwijdering.

STAP 2: Relevant artikel via JSTOR

Het geloof van de gelovige begrijpen is hem als religieuze mens begrijpen

Referentie:

Van Herck, Walter, "De taak van de godsdienstfilosofie", Tijdschrift voor filosofie en theologie 59 (1998) p. 428 - 452.

Plaatskenmerk:

swetswise online
Mijn computer/filosofische bibliotheek

Extract:

"Het is weinig bekend dat Wittgenstein in zijn overgangsperiode (1929 - 1933) enkele malen de term 'fenomenologie' gebruikte om zijn filosofische methode te karakteriseren. Wat Wittgenstein voorstond was inderdaad een beschrijvende methode die nauwgezet en enigszins afstandelijk te werk zou gaan. H.J. Glock schrijft dat Wittgenstein een verstaan van religie aanreikt "from the outside (as an antropological phenomenon) which does not accuse it (i.e. religion, wvh) of being either mistaken, unfounded or nonsensical."
Dat hij de term fenomenologie uiteindelijk niet behouden heeft, heeft wellicht te maken met de bijzondere, technische betekenis die de term ondertussen verkregen had; met de cartesiaanse en individualistische connotaties ervan en met het feit dat hij zich meer dan de fenomenologen meer van de taal als medium van studie wou bedienen." (p. 444)

Commentaar:

Zoals in mijn commentaar bij het extract van Ricoeur (stap 0 van deze gerichte zoekopdracht) naar voren komt, ben ik geïnteresseerd in de "gewone gelovige". Ook Wittgenstein probeert die te beschrijven, maar dan door de taal van die gewone gelovige te onderzoeken en beschrijven.
Dat kan dan weer alleen als "een studie van het geheel van de religieuze levensvorm (taal, symbolen, praktijken, rituelen...)" (p. 444, 445) Dat is precies het soort onderzoek waarbij ik zoek aan te sluiten.

Wat ik niet begrijp is waarom de fenomenologische benadering voor Wittgenstein wellicht bezwaarlijk was vanwege de "bijzondere, technische betekenis die de term ondertussen verkregen had" en "de cartesiaanse en individualistische connotaties".

STAP 2: Relevant artikel via SWETSWISE

zaterdag 29 november 2008

Natuurkrachten worden goden

Referentie:

Freud, Sigmund, Beschouwingen over cultuur, vijf essays vertaald door Wilfred Oranje e.a., Amsterdam: Boom, 1999, 406 p.

Plaatskenmerk:

Artesis Hogeschool Antwerpen - G
G 15 G-FREU 1999

Extract:

"Op soortgelijke wijze maakt de mens de natuurkrachten niet eenvoudigweg tot mensen met wie hij als met gelijkwaardigen kan omgaan - dat zou ook geen recht doen aan de overweldigende indruk die hij van hen heeft - maar hij geeft hun het karakter van een vader, maakt hen tot goden en volgt daarbij niet alleen een infantiel, maar ook, zoals ik gepoogd heb aan te tonen, een fylogenetisch voorbeeld." (p.251)

Commentaar:

Volgens Freud stelt de mens zich teweer tegen het noodlot en de overmacht van de natuur door cultuur te scheppen. Culturen vermenselijken natuurkrachten, die daardoor niet minder vreemd worden, maar het lijkt dan alsof ze kunnen worden beheerst. Het gaat erom dat destructieve krachten antropomorf worden voorgesteld, zodat mensen erop reageren kunnen. Het is nogal mal om bijvoorbeeld de dood te proberen te vermurwen om voorlopig nog even weg te blijven, omdat de dood in feite slechts een begrip is waarmee levenloosheid wordt aangeduid. Maak je echter van de dood een man met een zeis of een straf van God, dan kunnen de man of God wellicht worden overreed om genade te hebben, althans voor dit moment.

STAP 1: Relevant boek via bibliografie naslagwerk

Met praten komen we er wel uit

Referentie:

Derrida, Jacques, "Force of Law: The `Mystical Foundation of Authority' ", in: Cornell, Drucilla - Rosenfeld, Michel - Carlson, David Gray (eds.), Deconstruction and the Possibility of Justice: London, Routledge, Chapman and Hall, 1992, p. 3 - 67

Plaatskenmerk:

RECH 340.1 G-CORN 92

Extract:

"Benjamin intends to prove that a non-violent elimination of conflicts is possible in the private world when it is ruled by the culture of the heart, cordial courtesy, sympathy, love of peace, trust. Dialogue as technique of civil agreement, would be the most profound example." p. 49

Commentaar:

Bij Freud las ik dat (massa)mensen alleen met een zekere mate van dwang aan de cultuur te binden zijn opdat ze niet ongebreideld hun driften najagen en dat dit komt doordat zij uit zichzelf geen lust tot werken hebben en doordat argumenten niets vermogen tegen hun hartstochten. (Freud, Sigmund, Beschouwingen over cultuur, Amsterdam: Boom, p. 240) Uit bovenstaand citaat maak ik op dat Walter Benjamin daar volgens Derrida optimistischer over was.
Ik vrees dat ik zelf meer geloof hecht aan de sombere visie van Freud.

De relevantie met m.b.t. mijn thema is indirect. Dit was echter het enige van de weinige artikelen in de bibliografie van het naslagwerk dat ik kon bemachtigen.

STAP 1: Relevant artikel via bibliografie naslagwerk

zondag 23 november 2008

Religie zoals zij zich toont

Referentie:

The Oxford Handbook of Philosophy of Religion, William J. Wainwright (Ed.), Oxford: Oxford University Press, 2005, 550 p.

Plaatskenmerk:

FILO 20 A-WAIN 2005

Extract:

"(...) descriptive phenomenology involves a hermeneutical distanciation from the "primitive naïveté" or "immediacy of belief" that marks the believing soul (1967, 351). "The philosopher adopts provisionally the motivations and intentions of the believing soul. He does not `feel' them in their first naïveté; he `re-feels' them in a neutralized mode, in the mode of `as if.' It is in this sense that phenomenology is a re-enactment in sympathetic imagination" (19). Happily, for purposes of comparison with Heidegger, Ricoeur is also interested in sin and guilt and seeks, in The Symbolism of Evil, to reenact the believing soul's confession of fault. More interested in faithfulness than in the science of faith, to use Heidegger's language, he turns not to the theologian but to the believing soul as such and thus to the language of symbol and myth in which confession takes place prior to second-order theological reflection." (p. 476)

Commentaar:

Een aantrekkelijk aspect van de benadering van Ricoeur is dat niet de theoloog, maar de "gewone gelovige" het fenomeen is dat wordt bestudeerd, want waarin toont religie zich authentieker dan in de beleving en doorleving van de taal van symbolen en mythen?
Iemand die religie wil leren kennen en er zinvol over wil schrijven, lijkt mij de hier in het kort geschetste hermeneutische methode te moeten volgen, van zich tegelijk in te leven in wat de gelovige ervaart en er afstand van te bewaren.

Conclusie: Ik zal proberen te zoeken naar teksten over fenomenologie van religie.

STAP 0: Thematische afbakening via naslagwerk

zondag 16 november 2008

De taak van de godsdienstfilosofie

Referentie:

Van Herck, Walter, "De taak van de godsdienstfilosofie", Tijdschrift voor filosofie en theologie 59 (1998) p. 428-452

Plaatskenmerk:

Mijn computer/ filosofische bibliotheek

Extract:

"De regendans blijkt bij nader toezien niet uitgevoerd te worden in het droge seizoen, maar slechts op het moment dat de jaarlijkse regenperiode aanbreekt. De regendans is dus een verwelkomings- en een dankrite en niet (per se) een magisch middel tot manipulatie van de meteorologische conditie. (...) De causale analyse van de religie komt er vaak op neer dat men meent in staat te zijn een soort vertaalarbeid te verrichten." (p. 447)

Commentaar:

Religieuze taal is een eigen taal, niet uitwisselbaar met andere taal. In het vervolg van de tekst wordt gezegd dat: als dit zo zou zijn, zou andersom ook taal uit welk wereldlijk domein dan ook moeiteloos in religieuze taal moeten kunnen worden omgezet.
Maar zijn de pogingen van bijvoorbeeld Auguste Comte en later die van Julian Huxley om religies zonder het bovennatuurlijke (natural religion) te ontwerpen geen voorbeelden dat het toch wel mogelijk is taal uit wereldlijke domeinen in religieuze talen om te zetten?

Wat is dat eigenlijk: "religieuze taal"? De woorden en zinnen die worden uitgesproken zijn op zich niet religieus, ze zijn dat pas als ze worden begrepen in de context van de religieuze praktijk en meer nog in die van het hele (religieuze) leven van een gelovige, zoals op p. 448 van het artikel wordt betoogd.

De natuurlijke geschiedenis van religie

Referentie:

Hume, David, Essays and treatises on several subjects. Part II: The natural history of religion, Edinburgh: James Clarke, 1809, 2 vols., 554 p.

Plaatskenmerk:

Mijn computer/filosofische bibliotheek, pdf formaat

Extract:

"We may conclude, therefore, that, in all nations, wich have embraced polytheism, the first ideas of religion arose, not from a contemplation from the works of nature, but from a concern with regards to the events of life, and from the incessant hopes and fears wich actuate the human mind."

Commentaar:

Religie is niet voortgekomen uit (vrome) overdenking of beschouwing van de natuur, maar uit bezorgheid met betrekking tot dagelijkse beslommeringen. Stormen, orkanen, de hardheid van de seizoenen die oogsten doet mislukken die eerst door de zon en het vocht van dauw en regen werden verzorgd. Ziekte, pest, oorlogen, hongersnood, het zijn allemaal onzekerheden die men toeschreef aan de grillen van vele godheden, zo schrijft Hume in een meeslepende stijl.

Graag zou ik aankloppen bij professor Barabbas en hem verzoeken mij 40.000 jaar terug in de tijd te flitsen. Ik bedoel maar te zeggen dat het voor ons allemaal gemakkelijk theoretiseren is. Je zou toen maar geleefd hebben, misschien nauwelijks beschikkend over taal, omringd door onberekenbare elementen, je er niet van bewust dat de aarde een planeet is ergens in een onmetelijke ruimte. De grenzen van de wereld vielen samen met de grenzen van je jachtgebied.
Dan had ik vast anders gepiept... of gebeden.

Brieven van Erasmus

Referentie:

Erasmus, Een portret in brieven, Vertaald en bezorgd door Jan Papy - Marc van der Poel - Dirk Sacré, Amsterdam: Boom, 2001, 280 p.

Plaatskenmerk:

FILO 19.6 P-ERAS 2001

Extract:

"Je ziet, mijn beste Pieter, hoe ik voor jou een goede raadgever ben zonder dat voor mezelf te zijn, maar het is mijn genegenheid voor jou die me zo raar doet praten. Ik wens jullie allemaal het allerbeste toe."

Commentaar:

Leuk dat een zo beroemde Nederlander zichzelf kennelijk zo relativeren kon.
Boeiend ook om in zijn brieven te lezen hoe hij door Europa reisde alsof hij in onze tijd leeft, hoe hij persoonlijk schrijft, zich bemoeit met theologische, filosofische, politieke maar ook met alledaagse zaken.

Reconstructie en waardering van het totale werk van Plessner

Referentie:

Pietrowicz, Stephan, Helmuth Plessner. Genese und System seines philosofisch-antropologischen Denkens, München: Alber, 1989, 537 p.

Plaatskenmerk:

FILO 148-N PLES PIET 92

Extract:

Und in "Die Frage nach der Conditio humana" von 1961 stellt Plessner vom biologischen Bauplan des Menschen her die Frage, wie "die Stellung des Menschen in der Welt in ihrer ganzen Dimensionenfülle, die vormenschlichen Grundstruktur des Menschen in ihm, die konstante conditio humana", zu fassen sei.

Commentaar:

Plessner zoekt naar dat wat de mens tot mens maakt. Hij doet dat vanuit het biologische bouwplan. Hij gaat daarbij zover dat hij de "voormenselijke grondstructuur" een plaats wil geven. Uiteindelijk zal hij de mens definiëren als "naturbedingte Un-natur".

Deze definitie spreekt mij zeer aan, met name vanwege de inherente dialectiek: wij mensen zijn geheel en al natuur en geheel en al niet natuur. Er is geen dualisme, wel dualiteit die spanning oplevert. Doordat wij ons bewust zijn van ons bewustzijn, zijn we nooit meer onbemiddeld wat we zijn. Wat we zijn, moeten we iedere keer weer opnieuw uitvinden. Die spanning in onszelf is misschien wel de bron van religie, maar ook van kunst, filosofie, wetenschap, kortom van cultuur.

Fenomenologie van religie in verband met de actualiteit

Referentie:

Enders, Markus - Zaborowski Holger (Hrsg.), Phänomenologie der Religion. Zugänge und Grundfragen, Freiburg-München: Verlag Karl Alber GMBH, 2004, 558 p.

Plaatskenmerk:

FILO 20 G ENDE 2004

Extract:

"Während es in einer jüngst vergangenen Epoche der Geschichte des Denkens zo scheinen konnte, als sei die Wirklichkeit von Religion eher ein Randphänomen oder eine bloße Funktion von Gesellschaft, ist die Gegenwart, in die wir eingetreten sind, dadurch stigmatisiert, daß in ihr die Frage nach Religion als Religion erneut zu einem Mittelpunkt des Interesses wird."

Commentaar:

Religie is (opnieuw) middelpunt van de interesse. Ze leek afgeschreven, maar de actualiteit dwingt welhaast er opnieuw over na te denken, niet in de laatste plaats door de verbindingen tussen religieuze overtuiging en politieke macht enerzijds en religieuze overtuiging en geweld anderzijds. Dit volgens Bernard Casper, de eerste essayist in de bundel.
Het is bijna onvermijdelijk om hier meteen aan terrorisme in naam van de islam te denken. Voor mij een waarschuwing alert te zijn op de mate waarin ik door de media word beïnvloed. Er is tenslotte ook het religieus gelegitimeerde geweld van George W. Bush tegen Afghanistan en Irak, het geweld in India van hindoes tegen moslims en het geweld van orthodoxe joodse kolonisten tegen Palestijnen om maar eens enkele niet vanuit de islam geïnspireerde voorbeelden aan te halen.

Rationele legitimiteit van geloof anno 2007

Referentie:

Bouveresse, Jacques, Peut-on ne pas croire?. Sur la vérité, la croyance & la foi, Marseille: Agone, coll. Banc d'essais, 2007, 283 p.

Plaatskenmerk:

FILO 20 G BOUV 2007

Extract:

"À la question de savoir comment il faut classer les représentations religieuses, Freud répond que "ce sont des thèses [Lehrsätze], des énoncés sur des faits et des états de choses de la réalité externe (ou interne), qui communiquent quelque chose qu'on n'a pas trouvé soi-même et qui revendiquent qu'on les croie. Étant donné qu'ils nous fournissent des renseignements sur ce qui est le plus important et le plus intéressant dans la vie, ils bénéficient d'une considération très élevée. Celui qui ne sait rien 'd'eux est très ignorant; celui qui les a reçus dans sa science peut se considérer comme très enrichi." [AI, 35]"

Commentaar:

Als het gaat om de actuele vraag naar de noodzaak (of niet) van geloof, die rode draad is in deze monografie, lijkt me dit citaat, dat zelf weer een citaat is van Freud, alleen een positief antwoord te kunnen opleveren als je de laatste zin niet cynisch opvat: wie niets weet van de "considération très élevée" is erg onwetend (of dom?), wie er wel van op de hoogte is, mag zichzelf als zeer fortuinlijk beschouwen.
Te vrezen valt echter dat Freud dit wel degelijk cynisch bedoeld heeft en dat vind ik in zoverre jammer dat niet alles aan religie negatief is of hoeft te zijn, getuige bijvoorbeeld de benadering van Herrmann elders op deze blog.

Intelligent design-gedachte al heel oud

Referentie:

Van Eijck, Jan, Filosofie: een inleiding, Meppel [etc]: Boom, 1982, 240 p.

Plaatskenmerk:

FILO 10 G EIJC 82

Extract:

"Thomas van Aquino accepteert het ontologisch bewijs niet, maar geeft (...) een variant op het zogenaamde ontwerp-argument. Grofweg: de verschijselen in de werkelijkheid vertonen een doelmatigheid (...) die erop wijst dat ze het werk zijn van een Schepper."

Commentaar:

Het ontologisch bewijs dat Van Eijck voorafgaand aan dit citaat beschrijft, was dat van Anselmus, namelijk dat "wie in God gelooft, gelooft in een wezen dat zo groot en volmaakt is dat iets groters en volmaakters niet denkbaar is".

Er moet buiten de persoon die dit gelooft noodzakelijkerwijs een God bestaan die met de geloofsinhoud samenvalt. Het lastige is dat - wanneer dit het geval is - die buiten de persoon existerende god, vanzelf al volmaakter is dan de geloofsinhoud, juist omdat die god dan dus echt bestaat.

Religiositeit wijst op een externe oorzaak

Referentie:

Van Praag, Herman M., "Een nobele illusie", Trouw. Katern "Letter & Geest", 15.11.2008, p. 2-3

Plaatskenmerk:

Mijn computer/ filosofische bibliotheek

Extract:

"Religiositeit komt (...) voort uit de behoefte het leven van een verticale dimensie te voorzien. Een behoefte veronderstelt het vermogen die behoefte te bevredigen. Dit vermogen moet in de hersenen worden gezocht."

"De ontwikkeling van ’religieuze circuits’ wijst erop dat religiositeit de mens tot voordeel strekt. Ze kreeg niet voor niets een stevige biologische verankering."

Commentaar:

Het artikel maakt er melding van dat tijdens onderzoeken religieuze ervaringen zijn opgewekt met behulp van electromagnetische golven en dat op deze manier 'religieuze circuits' in de hersenen zijn aangetoond. Van Praag is emeritus hoogleraar psychiatrie en een gelovige Jood. Hij heeft over het onderwerp een boek geschreven met als titel God en psyche. Hij sluit zijn artikel in Trouw af met: "Ik geloof in de rede en acht het redelijk te geloven".

Ik weet niet goed wat ik aan moet met "geloof in de rede". Zal het te maken hebben met positieve waardering voor activiteiten als aantonen van religieuze circuits in de hersenen? Als dat zo is dan heb ik zo mijn bedenkingen, want een cerebraal gebied zichtbaar maken waar 'iets' gebeurt, is nog wat anders dan met God spreken op een berg of een engel ontmoeten in een grot.

zaterdag 15 november 2008

Shintogoden en politiek

Referentie:

Ten Grotenhuis, Elizabeth, review of: Thal, Sarah, Rearranging the landscape of the gods. The politics of a pelgrimage site in Japan, 1573-1912, Chicago: University of Chicago Press, 2005, 410 p., in: History of religion 48 (2008) 1, p. 81

Plaatskenmerk:

FILO E 10 HIRE

Extract:

"She explores four aspects of the kami that contribute to this difficulty; the particularity of kami; the startling frequency with which kami change identities; their close association with myriad other kinds of powerfull beings; and the problem of applying Western religious concepts (...)"

Commentaar:

Kami zijn een soort goden, maar vallen niet samen met ons begrip 'goden'. Dat is de "moeilijkheid" waarvan in de eerste zin van dit citaat sprake is. Het gaat om shinto 'goden'. Mensen die geïnteresseerd zijn in interactie tussen politiek en religie zullen vooral iets aan dit boek hebben, aldus Ten Grotenhuis.
Naar het schijnt, hebben elkaar opvolgende machthebbers de kami steeds andere identiteiten gegeven, passend bij de manier waarop zij de bevolking naar hun hand wilden zetten. Het aanzien van de kami heeft er niet onder geleden.

Kami schijnen niet 1:1 met onze goden vergeleken te kunnen worden, maar ik kan mezelf er niet van weerhouden te denken aan de manier waarop ooit elementen uit de Romeinse en Germaanse religies door het opkomende christendom zijn gekerstend.

God als concept vs. God als conceptie

Referentie:

Herrmann, Eberhard, "On the distinction between the concept of God and conceptions of God", International yournal for philosophy of religion (2008) 64/2, 63-73

Plaatskenmerk:

FILO 10 E IJPR

Extract:

"(...) religious and secular views of life enable us to develop narratives and conceptions by means of wich we can conceptualise the inevitabilities of life. These inevitabilities include suffering, guilt and death as well as love, happiness and joy. "

Commentaar:

Herrmann trekt de studie naar godsbegrippen breder dan alleen de godsdienst. Hij heeft het over conceptualiseren van de onvermijdelijkheden van het leven met behulp van verhalen en opvattingen. Maar precies het begrip "conceptualise" maakt het interessant. In een engels woordenboek zijn synoniemen van dit begrip te vinden: `Imagine' (voorstellen), `conceive' (ontvangen, bedenken, opvatten), `envision' (er een plaatje van maken, visualiseren) en 'explain observations as a concept'.

Er wordt af en toe over religie gepraat alsof het een verouderde manier van "verklaren van de werkelijkheid" is. Vast en zeker zullen er in religies verouderde elementen zijn aan te wijzen, maar dat waarop religie terug gaat, kan niet verouderen, tenminste als de omschrijving van Herrmann van hierboven de aanduiding daarvan is, omdat we het dan volgens mij over een diep menselijke behoefte hebben, voortkomend uit de hoogte- en dieptepunten van het leven zelf.

Schleiermacher, het ene als deel van het geheel

Referentie:

Historisches Wörterbuch der Philosophie, Joachim Ritter-Karlfried Gründer (Hrsg.), Basel: Schwabe & Co. AG, 1992, 13 vols.

Plaatskenmerk:

FILO 10 A-RITT 71:8

Extract:

" "Anschauung des Universums" ist nach Schleiermacher nicht als bloss theoretisches Verhältnis zu den Gegenständen zu verstehen; sie bestehe darin, das Einzelne als Teil des Ganzen, das Beschränkte als Darstellung des sich ununterbrochen offenbarenden Universums zu fassen [69]."

Commentaar:

In een uitgebreid onderzoek naar de betekenis van het woord "religie" in het Historisches Wörterbuch der Philosophie, wordt over Schleiermacher verteld dat hij de "Eigenständigkeit" en onherleidbaarheid van religie bepleit.
Novalis ziet in religie een theoretische en praktische component; het bovenstaande citaat verwoordt wat hiertegenover de positie van Schleiermacher is.

zondag 9 november 2008

Aan deze zijde van de utopie

Referentie:

Plessner, Helmuth Diesseits der Utopie. Ausgewählte Beiträge zur Kultursoziologie, Herausgegeben von Düsseldorf : Diederich, 1966, 240 p.

Plaatskenmerk:

MAG-UIA-B 10601

Extract:

"Schon das Abstammungstheoretische Interesse verlangt eine Verinnerung des Abstands zwischen beiden, (...) Nicht weniger aufschlußreich wie Experimente an Tieren in Gefangenschaft sind die Beobachtungen auf freier Wildbahn, wie sie in den letzten Jahren Kortlandt und Goodall angestellt haben."

Commentaar:

De "Beitrage" met de titel "Zur Frage der Vergleichbarkeit tierischen und menschlichen Verhaltens" (blz. 181 – 189) stelt dat vergelijking van mens en dier antropomorfer wordt naarmate de diersoorten dichter bij de mens staan. Het gaat in op onderzoek naar gedrag van in het wild en als huisdier levende chimpansees (o.a. Goodall).
Het stelt ook dat wij het idee hebben dat we ons gemakkelijker in een ander mens kunnen verplaatsen dan in een dier doordat we lichamelijk op elkaar lijken.
Als menselijke eigenschappen noemt Plessner wederkerigheid en het vermogen het eigen spiegelbeeld te herkennen. Het dier zou een ontoereikend beeld van het eigen lichaam hebben en de eigen kop en het eigen gezicht niet eens zien. Hij verwijst voor een duiding hiervan naar zijn theorie van de (menselijke) “exzentrischen Positionalität” die hij uiteenzet in zijn “Die Stufen des Organischen und der Mensch”.

Wereldgodsdiensten

Referentie:

Handboek van de wereldgodsdiensten, vertaald door Hielke T. Wolters en Lia Wolters-Berghout, Den Haag: Voorhoeve, 1983, 448 p. (oorspronkelijke titel: The world's religions, Dr. Jan Bergman e.a. (red.), Herts: Lion Publishing, 1982)

Plaatskenmerk:

Eigen bibliotheek

Extract:

"(...) vooral bij Émile Durkheim (1858 - 1917). Zijn beroemde studie Les formes Élémentaires de la vie religieuse (1912) heeft veel weg van Robertson Smiths lezingen over dit onderwerp. Hoewel Durkheim de godsdienst bestudeerde vanuit de evolutionistische benadering, deelde hij niet de mening van degenen die denken dat religieuze ideeën slechts misleidende producten van de menselijke geest zijn."

Commentaar:

Een overzichtelijk werk over het onderwerp "godsdienst" met een inleidend hoofdstuk over godsdienstwetenschap, dat deel uitmaakt van het eerste deel, dat de ontwikkeling van godsdienst behandelt.
Het is jammer dat eigentijdse godsdienstwetenschappers of filosofen in het overzicht ontbreken.

Iedereen zijn eigen god

Referentie:

James, William, The Varieties of Religious Experience: A Study in Human Nature : Being the Gifford Lectures on Natural Religion Delivered at Edinburgh in 1901-1902, Plain Label Books, s.l., 1914, 755 p.

Plaatskenmerk:

Google Books
Ook: FILO 19.8 P-JAME 29 (New York : Modern Library, 1929)

Extract:

"Every individual soul, in short, like every individual machine or organism, has its own best conditions of efficiency. A given machine will run best onder a certain steam pressure, a certain amperage; an organism under a certain diet, weight, or exercise. (...) And it is just so with our sundry souls: some are happiest in calm weather; some need the sense of tension, of strong volition, to make them feel alive and well. For those latter souls, whatever is gained from day to day must be paid for by sacrifice and inhibition, or else it comes too cheap and has no zest."

Commentaar:

James concludeert aan het einde van zijn collegereeks dat religieus leven de volgende aannames inhoudt:
1) dat de zichtbare wereld deel is van een meer geestelijk universum waaraan de wereld zijn voornaamste betekenis ontleent
2) dat vereniging of harmonieuze relatie met dat hogere universum onze ware bestemming is
3) dat gebed of innerlijke communicatie met de geest van het universum - of dat nu "god" of "wet" is - een proces is waarin echt werk wordt verzet in de resultaten waarvan geestelijke energie stroomt die op haar beurt effect sorteert, psychologisch of materieel, in de waarneembare wereld
Religie houdt ook de volgende psychologische kenmerken in:
4) een nieuw enthousiasme dat zichzelf als een gave voor het leven toevoegt, en in de vorm die het aanneemt van ofwel lyrische bekoring of van een appel tot zuiverheid en heldenmoed
5) een verzekering van veiligheid en een vredige stemming en, in de relatie tot anderen, een overvloed aan liefdevolle gevoelens

Archetypen (en memen?) en godsbeelden

Referentie:

Jung, Carl Gustav, verzameld werk. Deel 4: Mensbeeld en Godsbeeld, vertaling Pety de Vries-Ek e.a., Rotterdam: Lemniscaat, 1986, 374 p. (oorspronkelijke titel: Menschenbild und Gottesbild, Olten: Walter Verlag AG, 1984)

Plaatskenmerk:

Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
680187:4 [C0-340 d]
Ook: eigen bibliotheek

Extract:

"Ik houd niet van filosofische argumenten die zich amuseren met allerlei complicaties die ze zelf uitdenken. Zelfs wanneer mijn overweging de indruk wekt dat zij spitsvondig is, is zij toch bedoeld als een oprecht gemeende poging om waargenomen feiten te formuleren. Men zou eenvoudig kunnen zeggen: Daar wij niet alles weten, bevat bijna iedere ervaring, ieder feit of ieder object iets onbekends."

Commentaar:

In Mensbeeld en Godsbeeld zijn drie titels opgenomen waarvan de eerste is getiteld: Psychologie en religie (p. 10 - 109)

Het boeiende van de benadering van Jung ligt voor mij in zijn leer van de archetypen en in zijn bereidheid mens en werkelijkheid als complex te accepteren. In De betovering van het geloof van Daniël C. Dennett kwam ik het begrip "meme" tegen, naar het schijnt een begrip dat hij heeft ontleend aan Richard Dawkins (zie mijn bespreking van De betovering van het geloof elders op deze blog). Ik ben erin geïnteresseerd te onderzoeken in hoeverre de begrippen "archetype" en "meme" wellicht in een zelfde richting wijzen, dan wel of ze misschien helemaal niet met elkaar in verband te brengen zijn.

Psychologische antropologie, een inleiding

Referentie:

Verbeeck, Philippe, Inleiding tot de psychologische antropologie, Leuven: Acco, 2007, derde herwerkte uitgave (eerste druk s.d.)

Plaatskenmerk:

Eigen bibliotheek

Extract:

"Jungs leer wordt terecht complexe antropologie genoemd, en dit om twee redenen:
1) Naast de psychologische en filosofische invalshoek, vertoont zijn theorie een multiculturele kennis inzake gebruiken, religie, mythologie, geschiedenis, literatuur en beeldende kunst. Bovendien vertoonde Jung grote interesse voor niet-alledaagse fenomenen, zoals parapsychologie, synchroniciteit en alchemie.
2) Mens en werkelijkheid zijn complex, in die zin dat ze een rijkdom vertonen aan tegengestelde krachten. Psychisch evenwicht bestaat erin de eenheid der tegenstellingen te verwezenlijken."

" 'Het collectieve onbewuste is de geweldige geestelijke erfmassa van de ontwikkeling der mensheid, welke in eidere individuele hersenstructuur weer aangeboren is.' (Jung)"

Commentaar:

De inleidende besprekingen in dit boek van zowel Freud als Jung bieden een overzichtelijke eerste kennismaking met hun theorieën.
Zij zijn voor het godsdienstfilosofisch discours van belang omdat ze er beiden over geschreven hebben op de grens tussen psychologie en filosofie. Freud was uitgesproken negatief over religie, terwijl Jung er veel in zag dat ver buiten het bereik van de filosofische interesse ligt, maar wel is interessant te bestuderen hoe hij religie in de menselijke geest heeft gepositioneerd.

Literatuurwetenschap, een inleiding

Referentie:

Van Luxemburg, Jan - Bal, Mieke - Weststeijn, Willem G, Inleiding in de literatuurwetenschap, Muiderberg: Coutinho, 1988, zesde druk (eerste druk 1981) 313 p.

Plaatskenmerk:

Eigen bibliotheek

Extract:

"Het onderzoek naar de aspecten van het verhaal betrof (in het voorgaande, JvdM) de vraag: wat wordt er verteld, en namens wie? Voor inzicht in de wijze waarop informatie de lezer bereikt is deze vraag fundamenteel. Het beeld van de (fictieve) wereld, de indruk die we krijgen van de gebeurtenissen, van de relaties, van recht en onrecht, dat alles wordt door deze aspecten bepaald."

Commentaar:

Religie manifesteert zich onder andere in de vorm van de mythe. We kunnen (oude) mythes bestuderen voorzover ze in literaire vorm bewaard zijn gebleven. Op z'n minst elementaire kennis van de literatuurwetenschap lijkt hierbij onontbeerlijk te zijn.
Het boek behandelt verhalende teksten, dramateksten en poëtische teksten. Alledrie deze vormen komen terug in mythes.
In het boek (als inleiding) wordt slechts een eerste verkenning gepresenteerd van het vakgebied. Ook kunnen we in de inleiding tot het deel van de dramateksten lezen: "De opvoering zelf, de concrete eigenschappen van de decors, kostuums, de interpretatie die op het toneel van het drama wordt gegeven behoren niet tot de dramatheorie, maar tot het gebied van de theaterwetenschap. We kunnen hier niet ingaan op de specifieke probleemstelling van dat vakgebied".

Mythen van de Aboriginals

Referentie:

Reed, Alexander Wyclif, Aboriginal Myths. Tales of the Dreamtime, Sydney: an imprint of New Holland Publishers, coll. Aborigines, Australian - Legends, 2002, 15th edition (First published: s.l.: Reed Books, 1978) 139 p.

Plaatskenmerk:

Eigen bibliotheek

Extract:

"An attempt has been made to convey some idea of the mystical bond that existed between man, his environment, and the spirit life of the Dreamtime. Even the homelier tales in the last section are imbued with that 'oneness' that links all living creatures in a spiritual relationship."

"A fragment of legend from the Katherine River district illustrates the difficulty of adaption to another culture:
He-came came into-cave budidjonanaiwan (...) that-one? went Ganwulu. From-Ganwulu (t0) Nganyordabmag from-there (to) Nganyoron. From-Nganyoron (to) Nganwaragbregbregmi. He-went-down into-cave at-Ningada. To-the-cave (of) Ningada not he-went-in. Children (and) women not-allowed, white-man (?ghost) cannot? shut-up, make play, (?blow). Not come-out cannot-go-out cannot-depart-altogether.
This fragment has been paraphrased by Dr A. Capell who points out that Nganwaragbregbregmi was stated to mean 'where the dingo broke his shoulder and cried out', but that the story of the giving of the name was not collected. 'The sand-wallaby came and went into the cave. He went to Ganwulu, and from there to Nganyordabmag and thence to Ganyoron. From Nganyoron he went to Nganwaragbregbregmi. At Ninganda he went down to the cave.' "

"It was another creature, wich they called a wallaby. But at that moment it was important to kill it. They threw spears at it. Its leg was broken but it was still able to hop faster than the men could run. As it disappeared in the darkness they heard it singing mournfully:
'You lamed me with a spear.
The night is dark, my heart is filled with fear.
You could not know that I'm a man
As you were men when the world began.' "

Commentaar:

De aanname is wijdverbreid dat mythen ooit door mensen zijn "verzonnen" als een soort fossiele verklaringen van fenomenen die in een later stadium door de wetenschap onderzocht en beschreven zijn gaan worden. Ik denk eerder dat mythisch spreken over de dingen is ontstaan in de dagelijkse praktische omgang van oude volken met de hen omringende wereld in een tijd waarin "verklaren" in de (post)moderne betekenis van het woord nog niet bestond.

De Aboriginals hebben veertigduizend jaar geleden in grotten tekeningen gemaakt die er nog zijn en die ze nog steeds op dezelfde manier reproduceren. De tekeningen in de grotten dienen als beeldmateriaal bij rituelen die er worden opgevoerd met clapsticks, didjeridoo's, zang, lichaamsbeschilderingen, vuur, schaduwspel, dans en zang.
Voor een beter begrip van mythen in het bijzonder en meer in het algemeen van religie denk ik dat het nodig is om de oudst mogelijke beschikbare bronnen te onderzoeken.

vrijdag 7 november 2008

Een verhaal lezen is wat anders dan een verhaal horen vertellen

Referentie:

Ricoeur, Paul, Hermeneutics and the human sciences. Essays on language, action and interpretation, Edited translated and introduced by John B. Thompson, Cambridge: Cambridge University Press, 1981, 314 p. (De essays zijn in het Frans niet gebundeld maar los uitgegeven: Paris: Editions de la maison des sciences de l'homme, 1975 - 1978).

Plaatskenmerk:

FILO 19.8 P-RICO 81

Extract:

"As is well known, structural principles were first applied with the greatest success to phonology, and then to lexical semantics and to syntactic rules. The structural analysis of the narrative may be regarded as one attempt to extend or transpose this model of linguistic entities beyond the level of sentence, which is the ultimate entity for the linguist". (p. 281)

Commentaar:

Overgeleverde mythen van godsdiensten zoals wij ze kennen, zijn zonder uitzondering schriftelijke versies van vroegere mondelinge tradities die eraan vooraf gegaan zijn. Het is daarom interessant ons te verdiepen in de "structural principals" van het gesproken woord, waarbij we ons de vraag dienen te stellen welke verschillen en overeenkomsten er bestaan tussen schriftelijk en mondeling overgeleverde verhalen.

maandag 3 november 2008

Waar gaat het over? Over religie

Referentie:

Marx, Karl - Engels, Friedrich, On Religion, Foreign Languages Publishing House, Moscow, 1955, 382 p.

Plaatskenmerk:

MAG-UIA-B 27567

Extract:

"Feuerbach, consequently, does not see that the "religious sentiment" is itself a social product, and that the abstract individual whom he analyzes belongs in reality to a particular form of society."

"The philosophers have interpreted the world, in various ways; the point, however, is to change it."

Commentaar:

Godsdienst kan niet los worden gezien van de maatschappij waaruit ze voort komt en de wereld moet niet worden geïnterpreteerd, maar veranderd, twee theses uit "Theses on Feuerbach", geschreven in 1845.
Zonder Marxist te zijn, ervaar ik het toch als bijzonder deze woorden nu "rechtstreeks" van de hand van Marx te lezen ook al lijkt de aanname dat de wereld te veranderen zou zijn in de postmoderne tijd een beetje naïef. Natuurlijk moet je zo'n uitspraak lezen in het licht van die tijd, wat weer niet noodzakelijk is voor de these dat godsdienst moet worden bestudeerd in samenhang met de maatschappij waarin je haar aantreft.

zondag 2 november 2008

Geloof in God versus rationaliteit

Referentie:

Plantinga, Elvin, art. "Religion and epistemology", in: Routledge Encyclopedia of Philosophy, New York, version 1.0, 1998

Plaatskenmerk:

Mijn computer/ filosofiebibliotheek

Extract:

"According to Freud, (...) religious belief arises out of illusion. And the reason this constitutes a criticism of such belief is that this mechanism of illusion is not aimed at the production of true belief, but rather at belief that has some other, non-truth-related property - in this case, the property of enabling us to carry on in this otherwise discouraging world. It is for this reason that religious belief, on this account, is irrational."

Commentaar:

Geloof in God wordt in de epistemologie langs de meetlat van de rationaliteit gelegd. Een geloof moet beargumenteerbaar zijn. Volgens John Locke zijn er twee vormen van "zeker geloof":
1. Zelf bewijzend geloof, zoals in 2+1=3
2. Geloven binnen iemands eigen mentale leven, zoals "het komt mij voor dat ik nu een blog zit te typen". Om de zekerheid van dit soort geloof kan ik niet heen en is daarom gerechtvaardigd. Als echter een geloof niet zeker is dan mag ik het alleen aannemen als het waarschijnlijk is met inachtneming van dat wat ik met zekerheid kan geloven.
Dit laatste is lastig. Je zou bijvoorbeeld ook kunnen twijfelen of er wel een verleden bestaat.

Tegen geloof in God bestaan verschillende bezwaren. Zo zijn er de facto bezwaren, die er simpelweg op neer komen dat God niet bestaat. Daarnaast zijn er de jure bezwaren, zoals dat wat onder punt 2 hierboven is gezegd. Een tweede vorm van de jure bezwaren is waar Freud, Marx en Nietzsche mee werken: of God nu bestaat of niet, in hem geloven is irrationeel. Maar ja, als het irrationeel is dan kan dit alleen maar betekenen dat God niet bestaat en dan gaat het tenslotte toch om een de facto bezwaar.

Dit is de strekking van het encyclopedieartikel van Plantinga.
Ik denk inderdaad dat het interessanter is om geloof in God te onderzoeken dan het bestaan van God, want geloof in God bestaat, zoveel is zeker.


Religie als natuurlijk fenomeen

Referentie:

Dennett, Daniel C, De betovering van het geloof. Religie als een natuurlijk fenomeen, Vertaling Hans Bosman, Amsterdam: Olympus non-fictie - Uitgeverij Contact, 2006, 447p. (Oorspronkelijke uitgave: 2005 Breaking the spell. Religion as a natural phenomenon, Viking)

Plaatskenmerk:

Eigen bibliotheek.

Extract:

"Niet alle planten "kozen" voor het reproduceren van eetbaar fruit, maar zij die dat wel deden, moesten hun vruchten aantrekkelijk maken om te kunnen concurreren. Dit had economisch bijzonder veel zin, het was een rationele transactie die uiterst langzaam verliep in de loop der tijden, en natuurlijk hoefde geen plant of dier hier iets van te begrijpen om het systeem te laten slagen. Dit is een voorbeeld van wat ik een ongegronde beweegreden noem (Dennett, 1983,1995b). Blinde, ongeleide evolutionaire processen 'ontdekken' ontwerpen die werken. Ze werken doordat ze uiteenlopende eigenschappen hebben, en deze eigenschappen kunnen achteraf worden beschreven en geëvalueerd alsof ze de bedoelde geesteskinderen waren van intelligente ontwerpers die vooraf de bedoeling hadden uitgewerkt." (p.68)

"Advocaten hebben een stereotype Latijns gezegde: cui bono? Dit betekent: wie wort er wijzer van? En deze vraag staat zelfs nog meer centraal in de evolutiebiologie dan in het recht. (...) Elk fenomeen in de levende wereld dat schijnbaar de grens van het functionele overschrijdt, schreeuwt om een verklaring." (p.70)

"Wat religie als menselijk fenomeen ook moge zijn, ze is een enorm kostbare onderneming, en de evolutiebiologie laat zien dat zoiets kostbaars niet zomaar gebeurt." (p77)

Commentaar:

In het boek neemt Dennett vaak uitgebreid de tijd om te proberen orthodox denkende Amerikaanse christenen (hij spreekt hen expliciet aan en vertelt ook dat het boek is geschreven voor de situatie in de Verenigde Staten) te bewegen mee te gaan in zijn denk-experiment.Hij benadert, zoals de titel al aangeeft, religie als een fenomeen dat uit de natuur, samen met de evolutie van de menselijke soort zelf, is voortgekomen. Soms vind ik dat hij doordraaft, zelfs een tikkeltje neerbuigend doet naar mensen die (nog) hun bedenkingen hebben bij aannames of hypotheses van de evolutiebiologie. Veel van wat hij aanneemt, is niet bewezen in de strikt wetenschappelijke betekenis van het woord en zijn boek zou volgens mij daarom prettiger leesbaar zijn als hij wat minder stellig zou zijn; hij zou dan nog hetzelfde kunnen beweren, daar niet van.

Een interessante hypothese vind ik die van de "memen", dat zijn een soort niet nader uitgewerkte informatiepakketjes, bijvoorbeeld die van de betekenis van een woord, maar in elke taal krijgt de meme (in dit voorbeeld de betekenis van het woord) een andere concrete uitdrukking. Memen werken als DNA, ze zijn dragers van menselijke cultuur en kunnen muteren. Net als in de gekozen citaten hierboven, speelt ook in de "memetische evolutie" de "cui bono vraag" steeds een bepalende rol.