vrijdag 6 augustus 2021

Een goede wil als moreel kompas

Van kind tot Kant
Er is mij veel aan gelegen om te doen wat ik als kind globaal heb opgevangen toen er dagelijks uit de Bijbel werd voorgelezen: ‘werk dagelijks aan de vestiging van het koninkrijk van God’. Als volwassene beschouw ik mezelf nog altijd als volgeling van wat ik destijds hoorde, zij het dat ik er een andere betekenis aan geef dan heel veel lezers en toehoorders van dezelfde teksten doen. “Koninkrijk van God” heb ik vervangen door ‘het goede leven’ en de Bijbelse oproep heeft voor mij een gelijkwaardige verwoording gekregen in wat Immanuel Kant schrijft over de goede wil:

    “Het is geheel en al onmogelijk in de wereld en zelfs ook daarbuiten iets te bedenken wat zonder restricties voor goed gehouden kan worden, behalve dan een goede wil”. En op de volgende bladzijde van Fundering voor de metafysica van de zeden: “Een goede wil is niet goed door wat hij tot stand brengt of verricht, niet door zijn geschiktheid om een gesteld doel te bereiken, maar hij is enkel goed door het willen, dat wil zeggen: op zich genomen.”


Plicht

Kant werkt dit idee van de goede wil uit door het begrip PLICHT ter hand te nemen. Wanneer je handelt uit plicht, zo schrijft Kant, heeft je gedrag morele waarde, dat wil zeggen, doe je het vanuit een goede wil. Kant: 

    “Op deze manier moeten we ook de Bijbelplaatsen verstaan waarin bevolen wordt de naaste, zelfs onze vijand lief te hebben.”Liefde als neiging kan immers niet als plicht gelden. “Weldoen omwille van de plicht zelf echter, wanneer daartoe helemaal geen neiging bestaat, maar zelfs een natuurlijke en onbedwingbare afkeer, is praktische (…) liefde die in de wil ligt en niet in de hang van het gevoel, in beginselen van de handeling en niet in de zoete sympathie. Alleen die liefde kan bevolen worden.”Vanuit mijn kinderjaren ben ik het als mijn opgave gaan verstaan om de grondregels van mijn handelen te vinden en te praktiseren welke in overeenstemming zijn met het niet onderhandelbare uitgangspunt van de plicht die volgens Kant de goede wil omvat. Mijn gedragsregels zou ik in alle eerlijkheid voor objectief geldig moeten kunnen houden. Als handelende persoon dien ik die regels te willen volgen uit zuivere achting voor die regels ofwel de ‘morele wet’ zelf en niet uit welke neiging of eigenbelang dan ook, ook niet vanuit een hoop op beloning in het hier en nu of in een hiernamaals. 


Als mens weet ik niets
De moeilijkheid of – met een meer eigentijdse term – mijn uitdaging ligt in het steeds op zoek willen zijn en blijven naar gedragsregels die voldoen aan het criterium dat ik ze in alle eerlijkheid voor objectief geldig moet kunnen houden. Als mens weet ik als het erop aankomt niets. Nergens heb ik dit meer afgrondelijk verwoord gevonden dan in een tekst van Friedrich Nietzsche die ik in vertaling overneem uit Het Europese Nihilisme | Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren van Paul van Tongeren: 
    “In een of andere uithoek van het in talloze sterrenstelsels schitterend uitgegoten heelal was er eens een planeet waar slimme dieren het kennen uitvonden. Dat was de meest hoogmoedige en leugenachtige minuut van de wereldgeschiedenis, maar het was maar een minuutje. Na enkele ademtochten van de natuur verstarde die planeet en de slimme dieren moesten sterven. Zo zou iemand een fabel kunnen verzinnen en nog niet voldoende hebben geïllustreerd hoe beklagenswaardig, schimmig en vluchtig, doelloos en willekeurig het menselijk intellect binnen de natuur aandoet. Er zijn eeuwigheden geweest dat er niet was en als het er weer mee gedaan is, zal er niets gebeurd zijn.”


Een risico dat moreel de moeite waard is
Moraal is, al met al, voor mij een kwestie van bevel vanuit het niets met een goede wil als kompas. Een goede wil overtuigt tot handelen vanuit plicht in plaats vanuit eigenbelang, neiging, sentiment, sympathie en dergelijke.  Het principe van een goede wil heeft voor mij een absolute waarde tegenover relativisme en tegelijk bepaalt het me bij een – misschien wel einsteiniaanse – relativiteit: niets is er zonder contextualiteit, interrelationaliteit, intersubjectiviteit, wat niet impliceert dat aan dingen niet een bestaan op zich kan worden toegedacht. Wat goed is, is kwetsbaar en niet voor eens, altijd en overal definieerbaar. Handelen vanuit een goede wil is risicovol en is tegelijk het enige dat het risico dat het met zich meebrengt moreel waard is. ALS en zolang het inderdaad vanuit een goede wil gebeurt. De goede wil als moreel kompas hanteer ik dus als het steeds terugkeren naar de vraag of wat ik doe wat ik doe vanuit een goede wil in de zuivere zin waarin Kant hem heeft beschreven. Vaker dan me lief is, is dat niet het geval. Daarom zoek in mensen te herkennen dat ze handelen vanuit een varen op hetzelfde kompas. Politiek denk ik dat op moment van schrijven gevonden te hebben bij NIDA, een jonge politieke partij die zegt ‘islamitisch geïnspireerd’ te zijn.


Geen opmerkingen: