zondag 11 oktober 2015

Bespreking: De Preester, Helena, “From ego to alter ego: Husserl, Merleau-Ponty and a layered approach to intersubjectivity”

Referentie:

De Preester, Helena, “From ego to alter ego: Husserl, Merleau-Ponty and a layered approach to intersubjectivity”, Phenomenology and Cognitive Sciences 7 (2008) 1, p.133-142.

Plaatskenmerk:

Mijn computer/filosofische bibliotheek

Individuele onderzoeksopdracht hedendaagse continentale filosofie, student Jan van der Mooren, s0080810, examennr. 1001, 22 januari 2011 (examendatum 25.01)

1.     Keuze van het artikel

Dit onderdeel is uitgebreider dan de vijftien regels van de opdrachtbeschrijving. Ik verwacht dat uit de inhoud blijkt dat een kortere versie niet adequaat zou kunnen weergeven hoe ik tot de keuze van het artikel ben gekomen.
In een antiquariaat vond ik onlangs een boekje over Merleau-Ponty[1]. Door tijdgebrek heb ik er nog niet meer van kunnen lezen dan het eerste hoofdstuk waarin het algemeen perspectief van de Merleau-Ponty’s wijsbegeerte wordt geschetst. Daarin komt onder andere naar voren dat hij “een nauw verband legt tussen de wereld van onze ervaring en de ervarende mens”[2], dat “het bewustzijn het zijn zelf van onze gerichtheid op de wereld is”[3], hetgeen intentionaliteit wordt genoemd. Edmund Husserl wordt als “de grote leermeester”[4] van Merleau-Ponty genoemd, met wie hij in zijn werk in gesprek is en die hij, evenals Heidegger, niet volgt op de weg van de fenomenologie als strenge wetenschap waar die transcendentaal idealisme wordt: het tussen haakjes zetten van het subject en object om zo te kunnen komen tot Wesensschau van de intentionele bewustzijnsact. “Het bewustzijn is voor Merleau-Ponty niet primair een ‘ik denk’, maar een ‘ik kan’. Zo geeft hij een belangrijke uitbreiding aan het begrip der intentionaliteit. Immers, de intentionaliteit is nu geen kenverhouding meer, maar een zijnsverhouding, waarin het subject een dialectische eenheid is met zijn lichaam, zijn wereld, zijn situatie.”[5] Hoewel Merleau-Ponty niet op zoek is naar het zijn van het Dasein, maar naar de oorspronkelijke ervaring, doet veel van wat er in het eerste hoofdstukje van het boekje van Dr. R. bakker te lezen staat mij ook sterk denken aan Heidegger. Bakker noemt Heidegger niet, maar in de inhoudsopgave van een nummer uit 2009 van het tijdschrift “Chiasmi International” vond ik online de titel “Was Merleau-Ponty on the way from Husserl to Heidegger?”[6] Begrippen als “het schemerduister van ons voorbewuste bestaan” en “de wereld die ligt vóór de (wetenschappelijke kennis)”[7] doen mij denken aan de begrippen voorverstaan, het voor-ontologische en de facticiteit van Heidegger en “zurück zu den Sachen selbst” en “leefwereld”, beide door Merleau-Ponty gebezigd,  zijn terug te voeren op Husserl.
Kortom, ik meen te kunnen verdedigen dat ik met Merleau-Ponty een filosoof in de hedendaagse continentale traditie getroffen heb en de eerste indruk die ik van zijn filosofie heb, maakt me nieuwsgierig naar het geheel ervan. De eerste stap op de weg naar bevrediging van deze (wetenschappelijke) nieuwsgierigheid is de onderhavige opdracht uitvoeren  met als zoekterm ‘Merleau-Ponty’. Al met al bleek dit nog niet mee te vallen. Het boekje van Dr. R. Bakker verscheen in 1965, welk jaar niet zinvol als ‘actueel’ kan worden opgevat. Een zoektocht naar actueler materiaal via google en wikipedia (Engelstalig) bracht mij op de internetsites van de Merleau-Ponty Circle[8], die van het tijdschrift Chiasmi International (cf. supra) en van de Japan Merleau-Ponty Circle[9]. Helaas bevatten deze sites geen (duidelijke) zelfpresentatie en/of  introductie tot opzet en doelstellingen. Wel bleek mij dat het onderzoek in het kader van de filosofie van Merleau-Ponty springlevend is. Dit kalenderjaar zullen er conferenties worden georganiseerd op verschillende plaatsen in de wereld en het tijdschrift
Chiasmi International verschijnt nog steeds. Toen ik vervolgens onderzocht of het bredere thema van de fenomenologie misschien meer houvast zou bieden, bleek dat de site van het Center for advanced research in phenomenology[10], waarnaar op voornoemde sites een link stond aangegeven, sinds april 2005 niet meer was bijgewerkt.
Tenslotte ben ik via de Universiteit Antwerpen > blackboard > studeer > collectie bibliotheek > Overzicht elektronische tijdschriften > overzicht van een aantal veelgebruikte pakketten > Swetswise > content search > article search > basic search – zoekterm “Merleau-Ponty” – selecteren op jaartallen 2005 – 2011 bij het artikel terecht gekomen dat ik voor deze opdracht gebruik, nadat ik het eerst nog tevergeefs op Jstor had geprobeerd.

2.     Inhoudelijke beschrijving van het item

In bovenstaande ben ik ingegaan op de relatie van de filosofie van Merleau-Ponty met de hedendaagse continentale filosofie. Het was niet meer dan een aanstippen, bedoeld als legitimatie van mijn keuze voor deze filosoof.

Het artikel “From ego to alter ego”[11] dat ik hier bespreek, bevat zelf een samenvatting. Ik heb niet de pretentie die te kunnen verbeteren, reden waarom ik deze hier – vertaald – weergeef, waarna ik nog (wisselend gedetailleerd) inga op de hoofdtekst.
Abstract (eigen vertaling)
Er worden twee verschillende wegen gepresenteerd die van ego naar alter ego leiden: een Husserliaanse- en een Merleau-Pontiaanse manier van denken. Deze twee fenomenologische wegen dienen het ontwarren van de conceptueel-filosofische onderbouwing van de hypothese van het 'spiegelneuronensysteem' waarin beide manieren van denken met elkaar zijn verstrengeld. Er wordt een Merleau-Pontiaanse herlezing van de theorie van het spiegelneuronensysteem voorgesteld waarin de kenmerken van spiegelneuronen effectief worden gebruikt bij de verklaring van handelingen, begrijpen en nabootsen. Dit voorstel legt een blijvende noodzaak van de vooronderstelling van een geminimaliseerde versie van het Husserliaanse concept van ‘pairing’[12] bloot als ook van de recente, verbeterde versie ervan in termen van het intermodale systeem. Dit leidt tot een gelaagde benadering van de constitutie van intersubjectiviteit.

Inleiding (eigen vertaling)
Het doel van het artikel wordt in de inleiding uiteengezet in drie punten:
1.     Er worden twee vormen geïntroduceerd van fenomenologische logica voor het modelleren van de constitutie van intersubjectiviteit, zoals vertegenwoordigd door Husserl en Merleau-Ponty. Laatstgenoemde werd niet alleen beïnvloed door de ontwikkelings-psychologie van zijn tijd maar hij werd ook geïnspireerd door de Husserliaanse opvatting van intersubjectiviteit, in welke een 'intentionele overschrijding' van het ego plaatsvindt. Desondanks is er een diepgaand verschil tussen de twee opvattingen aangaande de fundamentele actie die leidt van ego naar alter ego. Een bespreking van handelen, begrijpen en nabootsen illustreert het verschil tussen deze twee fundamentele opties.
2.     De filosofisch-conceptuele onderbouwing van de recente spiegelneuronentheorie van intersubjectiviteit wordt onderzocht, vooral door opnieuw te kijken naar handelen, begrijpen en nabootsen. Het zal duidelijk worden dat de spiegelneuronentheorie zowel de Husserliaanse als de Merleau-Pontiaanse logica gebruikt, hoewel er exclusief wordt verwezen naar Merleau-Pontiaanse literatuur over spiegelneuronen. Er wordt een consistentere herlezing van de spiegelneuronensysteem-hypothese in Merleau-Pontiaanse termen voorgesteld.
3.     Dit voorstel legt een noodzakelijke vooronderstelling bloot ten aanzien van intersubjectiviteit, zoals die aanwezig is in de Merleau-Pontiaanse logica. Deze vooronderstelling impliceert een minimaal aantal eisen betreffende het lichaam van de ander en brengt ons terug bij een Husserliaanse vorm van 'pairing' tussen twee gelijkende lichamen, alsmede bij de recent verbeterde versie ervan in termen van een 'intermodaal systeem’. Een en ander laat zien dat Merleau-Ponty ons ook geen alternatief biedt, maar moet worden begrepen als voortzetting van de Husserliaanse logica. In de conclusie wordt een gelaagde benadering van de totstandkoming van intersubjectiviteit beargumenteerd.
Het begrip intersubjectiviteit bij Husserl:
Throughout his life, Husserl emphasized that the world we intend and thereby constitute is not our own private world, but an intersubjective world, common to and accessible to all of us. Thus in the Ideas he writes:
I continually find at hand as something confronting me a spatiotemporal reality [Wirklichkeit] to which I belong like all other human beings who are to be found in it and who are related to it as I am.  ([1913] 1950: 3, 1, 61)
Husserl stresses the shared, intersubjective nature of the world, particularly in §29 of the Ideas, which he entitles ‘The "Other" Ego-subjects and the Intersubjective Natural Surrounding World’ . There he says:
I take their surrounding world and mine Objectively as one and the same world of which we are conscious, only in different ways [Weise].… For all that, we come to an understanding with our fellow human beings and together with them posit an Objective spatiotemporal reality. ([1913] 1950: 3, 1, 60)[13]

Nu volgt en aantal stappen uit de argumentatie, weergegeven in mijn eigen bewoordingen, niet bedoeld exhaustief  te zijn, maar slechts als een wat uitgebreidere schets van de inhoud.
De eerste paragraaf zet de Husserliaanse weg van het ego naar het alter ego uiteen.
Er wordt gesproken over de Husserliaanse weg van solipsisme naar intersubjectiviteit. Het basisprincipe hierin is 'pairing', nu aangeduid met de Duitse term Paarung, die uitloopt op ervaring van het lichaam van de ander als bezield zijnde, of als een Leib.
Om uit te leggen hoe Paarung tot stand komt, moet eerst iets worden gezegd over hoe de ervaring van aanwezigheid van de ander nodig is voor het bewustzijn van het ego en het artikel stelt dat Husserl in overeenstemming met het algemene doel van de fenomenologie een verheldering geeft van hoe genoemde ervaring mogelijk is.
De ervaring van een alter ego is mogelijk door de Körperliche verschijning van de ander, waarmee we tegelijkertijd een co-presentatie hebben van het psychisch leven van de ander.
Dit komt door een algemene regel die erop neer komt dat bij een perceptuele presentatie van een object de co-presentatie van 'de achterkant' ervan plaatsvindt. Dit is zo doordat het - ingeval van intersubjectiviteit - gaat om levende en geleefde lichamen onderling (Leib). We percipiëren het lichaam van de ander als Leib en niet als Körper door wat Husserl (met de Engels term van het artikel) 'apperceptive transfer' of  'analogizing apprehension' noemt. Dit is de overdracht van een betekenis of een gevoel/waarneming die we al bezitten op een nieuwe zaak. De 'apperceptive transfer' vindt plaats van mijn eigen lichaam, dat ik ervaar als Leib naar het lichaam van een ander, welke laatste precies het gevoel van Leib meekrijgt. Dit kan plaatsvinden op basis van gelijkenis tussen de lichamen. Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt, is de Paarung, i.e. een soort passieve synthese waarin een samengaan van gelijkenis – een paar – wordt geconstitueerd. In het geval van perceptie van de ander vormen mijn lichaam en het lichaam van de ander een paar.
Maar hoe kan gelijkenis tussen mijn lichaam en dat van de ander optreden?
Dat is lastig, want daar waar het bij volwassenen met visuele waarneming samenhangt, is het daarvoor vereist dat men een beeld heeft van het eigen lichaam om gelijkenis met een ander lichaam te kunnen percipiëren. Zeer jonge kinderen ontberen echter (nog) een dergelijk beeld van het eigen lichaam. Hij lost dit op met de hypothese dat vooraleer kleine kinderen een zintuiglijke analogie tussen hun zichtbare lichaam en dat van een ander kunnen hebben, bij hen het door hen zelf geproduceerde stemgeluid en vervolgens het van anderen gehoorde stemgeluid dient als eerste brug voor objectivering van het ego.
Zowel in het geval van de auditieve- als van de visuele modaliteit wordt een zelfde soort Husserliaanse logica gebruikt:
Om te beginnen ervaar ik mijn lichaam als uniek gedifferentieerd, i.e. ik ervaar mijn eigen lichaam als een Leib. Vervolgens is er om sowieso Paarung met een ander lichaam te kunnen laten plaatsvinden en zekere graad van zelf-objectivatie nodig (visueel of auditief). Dan en alleen dan kan de gelijkenis met een ander lichaam worden vastgesteld en kan de Paarung zijn werk doen. In beide gevallen loopt het uit op 'apperceptive transfer' waarin de ander wordt geconstitueerd als een ander Leib en daarmee als hebbende een psyche.
De tweede paragraaf vergelijkt de Husserliaanse logica met de fenomenologische logica van Merleau-Ponty. Bij Husserl is het eigen lichaam de basis. Als het ego de lichamelijkheid van de ander in zijn lichamelijkheid aanschouwt, vindt er een intentionele overdracht plaats. Merleau-Ponty is hierin geïnspireerd door Husserl, hoewel zijn begrip van intentionele overdracht radicaal verschilt van dat van Husserl. Het gaat bij hem niet meer om analoge co-presentatie maar ego en alter ego komen samen in een gelijke gerichtheid op de wereld en een zelfde intentioneel object. Het ego ontmoet zijn tegenhanger in een alter ego als beiden een zelfde object delen. Het bemiddelende tussen mij en de ander is de externe wereld, het geïntendeerde object van handelen op hetwelk ego en  alter ego gelijkelijk zijn gericht.
Bij Merleau-Ponty vindt er een verandering plaats in mijn bestaan wanneer iemand anders spreekt. Het spreken van de ander is niet de veruitwendiging van gedachten maar het is een afwezigheid die moet worden goedgemaakt. Aldus is mijn oppakken van zijn intentie niet een denkproces van mij uit, maar een synchronisatie van mijn eigen bestaan, een transformatie van mijn wezen, mijn zijn. Zo kom ik tot begrip voor de ander. Ten aanzien van het gebaar kan iets vergelijkbaars worden gezegd. Ten eerste is er wederkerigheid in gebaren en intenties tussen de ander en mij, ten tweede gaat het niet om het gebaar (of spraak) in zijn fysieke vorm, maar om het gebaar (of spraak) in hoe het een intentioneel object uittekent. Ten derde is het punt van samenvallen tussen de ander en mij precies het intentionele object van het gebaar.
Het artikel gaat voort, maar voor het doel van deze onderzoeksopdracht volstaat mijns inziens de inhoudelijke weergave tot zover.
3.     Evaluatie
- De actualiteit blijkt eruit dat respectievelijk de Husserliaanse en Merleau-Pontiaanse opvattingen van intersubjectiviteit worden betrokken op de hypothese van het spiegelneuronensysteem. Deze hypothese stamt uit de jaren 1990; een schriftelijke uiteenzetting ervan door de onderzoekers zelf is van 2004[14].
Het artikel is van 2008.
Er is niet expliciet een reflectie uitgewerkt over de interactie tussen continentale filosofie en hedendaagse tijd. Deze interactie is echter overduidelijk. De fenomenale wending, één van de thema’s uit de cursus over continentale filosofie werkt door in de benadering van een actueel onderzoek binnen de wetenschap. Er is sprake van fenomenologische wegen en logica en “om uit te leggen hoe Paarung tot stand komt, moet eerst iets worden gezegd over hoe de ervaring van aanwezigheid van de ander nodig is voor het bewustzijn van het ego en het artikel stelt dat Husserl in overeenstemming met het algemene doel van de fenomenologie een verheldering geeft van hoe genoemde ervaring mogelijk is” (cf. supra).
- Wetenschappelijkheid: dr. Helena de Preester is post-doctoraal onderzoeker/ Post-doctoral researcher Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK)/ Faculty of Fine Arts Hogeschool Gent/ University College Ghent J. Kluyskensstraat 2 9000 Gent Belgium[15]
Het artikel is voorts wetenschappelijk omdat het de strenge wetenschap van Husserl, i.e. de eidetische reductie toepast op intersubjectiviteit, welke wordt verbonden met uitkomsten van recent wetenschappelijk onderzoek. Grote thema’s uit de hedendaagse continentale filosofie zijn hierboven al aan de orde gekomen, maar het thema van solipsisme mag zeker ook vermeld worden. Het stelt zich wanneer Husserl het cogito als uitgangspunt van de kennis neemt. Sartre pakt dit probleem op en geeft er een eigen interpretatie aan.
Het item is geen overzicht, het is er een demonstratie van hoe thema’s uit de hedendaagse continentale filosofie tot op de dag van vandaag actueel zijn, in dit geval thema’s uit de Husserliaanse en Merleau-Pontiaanse fenomenologie.
- Het item positioneert zich als ‘het ontwarren van de conceptueel-filosofische onderbouwing van de hypothese van het 'spiegelneuronensysteem'’ (cf. supra), i.e. als filosofische analyse van een neurowetenschappelijke hypothese vanuit dragende begrippen van de hedendaagse continentale filosofie.
De keuze is gemotiveerd door de hypothese van het spiegelneuronensysteem zelf, voor zover deze hypothese twee wegen van ego naar alter ego (een Husserliaanse- en een Merleau-Pontiaanse manier van denken) verstrengeld als conceptueel-filosofische onderbouwing bezigt.
Het item zou niet kunnen dienen als introductie tot de hedendaagse continentale filosofie in het algemeen, echter wel als illustratieve opstap tot een behandeling van het probleem van intersubjectiviteit in de filosofie van Husserl en een fenomenologische benadering ervan.




[1] Bakker, R, Merleau-Ponty en zijn betekenis voor onze tijd, Baarn: het Wereldvenster, 1965, 128p.
[2] Ibid., p. 17
[3] Ibid., p. 18
[4] Loc. cit.
[5] Loc. cit.
[6] Taminiaux, Jacques (Boston College, U.S.A.), “Was Merleau-Ponty on the way from Husserl to Heidegger?”,
Chiasmi International, trilingual studies concerning Merleau-Ponty’s thought, 11 (2009), Thinking Without Dualisms Today, http://filosofia.dipafilo.unimi.it/~chiasmi/ (geraadpleegd op 16.01.2011)
[7] Bakker, R, Merleau-Ponty en zijn betekenis voor onze tijd, p.19
[8] http://www.uri.edu/artsci/phl/impc/ (geraadpleegd op 15.01.2011)
[9] http://www.merleau.jp/indexE.html (geraadpleegd op 15.01.2011)
[10] http://www.phenomenologycenter.org/ (geraadpleegd op 16.01.2011)
[11] De Preester, Helena, “From ego to alter ego: Husserl, Merleau-Ponty and a layered approach to intersubjectivity”, Phenomenology and Cognitive Sciences 7 (2008) 1, p.133-142.
[12] ‘Pairing” is de Engelse vertaling van het Husserliaanse begrip ‘Paarung’. Er is naar mijn mening geen eenduidig Nederlands equivalent voor, reden waarom ik het onvertaald laat, ook daar waar later in de tekst niet langer van pairing, maar van Paarung gesproken wordt.
[13] FOLLESDAL, DAGFINN (1998, 2003). Husserl, Edmund. In E. Craig (Ed.), Routledge Encyclopedia of Philosophy. London: Routledge. Retrieved January 16, 2011, from http://www.rep.routledge.com/article/DD029SECT10

[14] Annu. Rev. Neurosci. 2004. 27:169–192 doi: 10.1146/annurev.neuro.27.070203.144230 Copyright_c 2004 by Annual Reviews. All rights reserved
First published online as a Review in Advance on March 5, 2004 Annu. Rev. Neurosci. 2004.27:169-192. Downloaded from arjournals.annualreviews.org. by University of Colorado - Boulder on 10/18/07. http://psych.colorado.edu/~kimlab/Rizzolatti.annurev.neuro.2004.pdf  (geraadpleegd op 22-01-2011)
[15] http://helenadepreester.wordpress.com/ (geraadpleegd op 22-01-2011)

Geen opmerkingen: