Van Herck, Walter, "De taak van de godsdienstfilosofie", Tijdschrift voor filosofie en theologie 59 (1998) p. 428 - 452.
Plaatskenmerk:
swetswise online
Mijn computer/filosofische bibliotheek
Extract:
"Het is weinig bekend dat Wittgenstein in zijn overgangsperiode (1929 - 1933) enkele malen de term 'fenomenologie' gebruikte om zijn filosofische methode te karakteriseren. Wat Wittgenstein voorstond was inderdaad een beschrijvende methode die nauwgezet en enigszins afstandelijk te werk zou gaan. H.J. Glock schrijft dat Wittgenstein een verstaan van religie aanreikt "from the outside (as an antropological phenomenon) which does not accuse it (i.e. religion, wvh) of being either mistaken, unfounded or nonsensical."Dat hij de term fenomenologie uiteindelijk niet behouden heeft, heeft wellicht te maken met de bijzondere, technische betekenis die de term ondertussen verkregen had; met de cartesiaanse en individualistische connotaties ervan en met het feit dat hij zich meer dan de fenomenologen meer van de taal als medium van studie wou bedienen." (p. 444)
Commentaar: Zoals in mijn commentaar bij het extract van Ricoeur (stap 0 van deze gerichte zoekopdracht) naar voren komt, ben ik geïnteresseerd in de "gewone gelovige". Ook Wittgenstein probeert die te beschrijven, maar dan door de taal van die gewone gelovige te onderzoeken en beschrijven.
Dat kan dan weer alleen als "een studie van het geheel van de religieuze levensvorm (taal, symbolen, praktijken, rituelen...)" (p. 444, 445) Dat is precies het soort onderzoek waarbij ik zoek aan te sluiten.
Wat ik niet begrijp is waarom de fenomenologische benadering voor Wittgenstein wellicht bezwaarlijk was vanwege de "bijzondere, technische betekenis die de term ondertussen verkregen had" en "de cartesiaanse en individualistische connotaties".
STAP 2: Relevant artikel via SWETSWISE
Geen opmerkingen:
Een reactie posten